Tjakkaaaaaa!

Tjakkaaaaaa!

14 februari 2019 1 Door Bonnie

Wie dacht dat ik na mijn skydive avontuur wel genoeg had beleefd, heeft het mooi mis. Allesbehalve… het smaakte juist naar meer. Meer uitdagende dingen doen, vraag me niet waarom. Ik ben best nieuwsgierig van aard en sta altijd open voor nieuwe dingen, ik krijg dan zo’n kriebeltje en denk bij mezelf “Goh…hoe zou het zijn om….” Negen van de tien keer blijft het niet bij de gedachte alleen…

Ik passeerde tijdens de vluchtroute richting de dropzone de Euromast en dat werd prompt mijn volgende fascinatie én missie: abseilen van dat ding! Maar ook vroeg ik me tijdens de vluchten af hoe het zou zijn om zelf zo’n Chesna te besturen. Er bleken vlieglessen te zijn in Teuge, bij Apeldoorn en zo werd mijn Knorrebeest voor het volgende uitstapje geleegd….Tot -ie weer gevuld was voor een dagje vol activiteiten op het circuit van Zandvoort.

Ik hoor sommigen denken: Deinst die meid dan nergens voor terug? Jazeker wel. Mijn grootste angst zit in een klein hoekje. Is doorgaans zwart en heeft acht (vermoedelijk)harige poten. Het zijn monsters! Ongevraagd kom ik ze in alle soorten en maten tegen, op momenten dat ik dat niet wil (en mijn omgeving ook niet, want ik ga er altijd zo van die ongegeneerde hysterische geluiden bij krijsen…) Van kinds af aan ben ik panisch voor spinnen, tot grote wanhoop van mijn moeder zaliger, die steeds moest opdraven als ik weer zo’n engerd had gesignaleerd. Dat lijkt niet bijzonder, maar als ik vertel dat ik op een bepaald moment in Rotterdam woonde en mijn ouders in De Lier…dat maakt het al wat ingewikkelder qua opdraven; het werden dan peptalks om mij tot bedaren te brengen. Zo weet ik nu ook wel dat zij veel kleiner zijn dan ik en dat zij nog nooit een mens hebben opgegeten. Ja mam, maar voor alles is een eerste keer…

Op een dag leek de redding nabij. Ik werkte bij het congrescentrum van de Technische Universiteit in Delft en had met en voor studenten een symposium georganiseerd, waarbij Emile Ratelband de slotsessie zou verzorgen.

Voelen jullie de bui al hangen?

Aan het eind van zijn presentatie, stelde Emile aan een overvolle zaal de vraag: “Wie is er bang voor spinnen en wil daar van af?” het publiek bestond voor het merendeel uit stoere mannelijke deelnemers en de minderheid aan dames peinsde er niet over om één kik te geven. Er werd alleen nerveus gegiecheld in de zaal. Het zal zeker te maken hebben met mijn impulsiviteit of (over)enthousiasme… ik weet ook niet wat me toen bezield heeft (misschien wilde ik de show redden of zoiets), maar ineens stond ik daar op het podium van het Auditorium ten overstaan van ruim 1000 man, met goeroe Ratelband naast mij.

Aangezien ik mezelf de beperking heb opgelegd om er geen heel boek over te schrijven, probeer ik het hele gebeuren in één hoofdstuk te proppen. Moet lukken. Klein schrijven… Grinnik.

De methode is als volgt: Als eerste word je moe gemaakt, met als bedoeling dat je zó uitgeput bent, wat je als het ware kneedbaar en beïnvloedbaar maakt. Dat moe maken manifesteerde zich als een soort 1-op-1 aerobic-sessie ondersteund door ADHD-achtige muziek. Om het voorbeeld te geven, stond Emile zich suf te springen in zijn driedelig krijtstreeppak en ik spiegelde hem gedwee op pumps, in paars mantelpak. Tegelijkertijd schreeuwde hij non-stop als mantra tegen mij: “JIJ bent de beste spinnenvanger van Delft!” Omdat dat moest, riep ik hem braaf na, maar dan de versie: “IK ben de beste spinnenvanger van Delft!” Tjakka! Ik heb dat zinnetje in mijn beleving wel 100x moeten herhalen.

Het moment brak aan, dat ik kneedbaar werd bevonden. Assistent Kees werd ten tonele geroepen vanuit de coulissen. Hij verscheen met een zwart doosje van het formaat waar kinderschoenen in passen. Alleen van die doos kreeg ik het al argwanend benauwd. Kees kreeg de opdracht om zo ver als mogelijk – uit mijn gezichtsveld- te gaan staan en om de deksel eraf te halen. Ik hoorde het publiek gruwelen, de oohhh’s, aaahhh’s en ah-jakkessen deden mij het allerergste vermoeden.

Ik mocht heel even achterom kijken. En ja… daar stond Kees met de doos, waarin zich een grote harige vogelspin bevond. (zie je wel: ze hebben echt haren!!) Ik herinner me dat ik heel paniekerig en keihard heb geroepen: KEEEES!!! GA WEG! IK HAAT JE! – tot groot (leed)vermaak van het nagelbijtend publiek in de zaal. Intussen dwong Emile mij om weer in zijn ogen te kijken en te blijven herhalen dat ik toch wel de aller, allerbeste spinnenvanger van Delft was. Toen pakte hij mij voorzichtig bij mijn linkr hand en bracht mijn arm in de positie: horizontaal opzij -richting publiek. Stap voor stap bouwde hij het op, steeds met vragen als: Mag Kees dichterbij komen? Neen! Natuurlijk niet sukkel! Ben je klaar voor de volgende stap? Neen, ik ben er nooit klaar voor! Tsja…. dan nog maar weer eens een rondje aerobics. Tjakka!

Eindelijk was ik zover (lees: zó moe, met een kan-mij-het-schelen-gevoel) dat ik Kees in mijn buurt kon velen, met gesloten doos uiteraard. Volgende stap was: doos open en kijken naar het volgens Emile lieve beestje, kijk je kunt ‘m zelfs aaien – en vervolgens voegde hij de daad bij het woord. Aaarghhh! Gatgatgatjak! Ik gruwelde. Oké, dan toch nog een laatste serie Jumping-Jacks springen op muziek van Two Unlimited.

Uiteindelijk durfde ik te kijken hoe Kees het beest uit de doos haalde. Sterker nog….ik liet met knikkende knieën toe, dat spinnemans op mijn zijwaarts gestrekte arm gezet werd. Het leek alsof mijn arm bezweek door het gewicht…wat woog zo’n beest zwaar… of verbeeldde ik me dat nou? Toen voelde ik plotseling de pootjes heen en weer bewegen. Het leek een stevige vuist die met vingers mijn arm omklemde…. het kroop….en kroop….en voor ik er erg in had, zat Het Beest op mijn schouders en keek mij met zwarte doordingende kraaloogjes aan.
Ineens vond ik het meer dan genoeg. Wég d’r mee!! Ik was het helemaal zat, ik was moe van het springen en de spanning, ik had schoon genoeg van alles. Klaar! Haal weg dat beest!

Ik kreeg een daverend applaus en verliet als verdoofd, maar als De Heldin van de TU, het podium. Ondertussen legde Emile het publiek uit dat ik nu genezen was. Zijn verklaring was, dat ik door deze “overdosis spin” ieder ander spinnetje als “niets” zou ervaren. Maar werkte dat ook zo? Die vraag werd mij dagen erna bijna dagelijks gesteld door studenten en deelnemers van het symposium die ik tegen het lijf liep. En je zal altijd zien: in die periode daarna was er nergens een spin te bekennen.

Mijn eerste confrontatie was pas een paar weken later. Ik kwam thuis en stond oog in oog met een vette kruisspin die als een foute decoratie op mijn voordeur hing te relaxen in zijn web. Onmiddellijk rinkelden belletjes in mijn hoofd: “Rustig ademhalen. IK ben de beste spinnenvanger van Delft!” Delft? Delft?! ehhhm… maar ik stond in Maassluis… Ik ben omgelopen naar de achterdeur en eenmaal veilig binnen, ben ik mijn moeder gaan bellen. Waarschijnlijk werkt het in Delft beter….

Het is nu zo’n slordige 22 jaar verder. Ik kan mijn moeder helaas niet meer bellen. Gouden gidsen en postcodeboeken bestaan niet meer (die hadden tenminste effect als ik er al mee durfde te gooien) maar ik moet eigenlijk bekennen dat ik niet eens zoveel spinnen signaleer de laatste jaren. Misschien staat mijn antenne wel anders geprogrammeerd, of misschien zijn zij wel bang voor mij nu…. wie zal het zeggen. Ik vind het wel best, ik ben wel even klaar met al die uitdagingen (ehm….tot….?….)
😉