Van nasi tot rijsttafel – deel 1

Van nasi tot rijsttafel – deel 1

28 maart 2019 0 Door Bonnie

In mijn voorgaande blog noemde ik al iets over mijn eerste baan in de zorgsector. Ik werkte destijds op een locatie waar vijftien cliënten met een verstandelijke handicap begeleid woonden, verdeeld over vier woningen. Toen ik als begeleider werd aangenomen, werd mij verteld dat koken met cliënten ook tot een van mijn taken behoorde. Nu is dat nét niet mijn sterkste kant, maar die ene werkdag leek me een eenvoudige zuurkoolstamppot wel wat.

Vier cliënten wachtten mij al vol verwachting op en keken mij hoopvol aan terwijl ze hun vraag lanceerden: We eten zeker wel nasi he? Slik. Eh… nasi…. hoe werkt zoiets ook al weer? Allerlei ingewikkelde kruidencombinaties flitsten door mijn hoofd, maar vooral de vraag: Waarom in ’s hemelsnaam nasi? Hun verklaring was echter simpel en voor de hand liggend: Nou, jij hebt toch zo’n kleur! “Een nasikleur?” vroeg ik verbaasd. Neeee, zo’n kleur uit zo’n land waar ze nasi eten, kreeg ik als aanvullende uitleg. Ik schoot in de lach en begreep hun logica wel, maar hoe legde ik nu uit dat ik eigenlijk een Hollandse ben die hier geboren is, met toevallig zwart haar en een donkerdere huidskleur dan de gemiddelde ras-Nederlander. Echter, met nul-komma-nul verstand van de Indische keuken. Ok, toegegeven: dat laatste zal wel onwaarschijnlijk klinken, maar ’t is echt waar.

Maar goed, ik besloot een poging te wagen. Uiteraard wilde iedereen helpen, het liefst allemaal tegelijk. Wel eens geprobeerd om met z’n vijven in één pan te roeren plus al het nodige wat daaromheen gebeurt? Ik geef het een ieder te doen. Tijdens alle hectiek –Niet met je vingers! Kijk uit, hou vast, neeee niet daarin, opzij! – ging ook nog eens mijn werktelefoon. Vanuit één van de andere woningen klonk paniek! Ik moest direct actie ondernemen en er onmiddellijk naar toe. “Jongens, ik loop even naar de overkant. Ik ben zo terug, kijken jullie even naar de kip?” Vier braaf knikkende hoofdjes riepen in koor: Ja hoor, natuurlijk! Ga maar gauw!

Het duurde iets langer dan ik had ingeschat, want ja een zelfdoding voorkomen heeft nu eenmaal iets meer tijd nodig. Oh sorry, misschien staat het er zo wel wat bot en heftig, maar ik kan jullie verzekeren dat het in werkelijkheid vele malen erger klinkt dan dat het was. De dame in kwestie dreigt namelijk gemiddeld zo’n tien keer per week dat zij zelfmoord gaat plegen. Voor haar is het een vorm van aandacht vragen, die ze trouwens gerust van me kan krijgen, maar nu even niet. Dus ik zuchtte: “Kom op nou, niet nu, ik heb het hartstikke druk, ik probeer nasi te maken, dat kan ik helemaal niet en bovendien heb ik geen zin om jouw rotzooi eerst op te ruimen nadat je je van kant hebt gemaakt. Trouwens, hoe ga je dat eigenlijk doen dit keer?”

Soms weet ik ook niet waar ik mijn teksten vandaan haal, maar wonderbaarlijk genoeg werkte het op dat moment -al had ik wel hartkloppingen in mijn keel van de zenuwen. Even was ze uit het veld geslagen door mijn geratel, maar direct klaarde haar gezicht op Nasi??? “Ja, nasi”, herhaalde ik, gevolgd door “Als je belooft dat je nog even blijft leven, dan bewaar ik voor jou ook wat” Een stralende brede lach liet al haar scheve tanden zien. Oh! Ja! Lekker! Nou, dan ga ik vandaag nog maar even niet dood! glunderde ze. Da’s mooi –dacht ik opgelucht en ging met een gerust hart terug naar mijn keukenbrigade.

Toen ik de keuken binnenkwam, bemerkte ik geschrokken dat het er nog net niet helemaal blauw stond van de rook. Lichtblauw zeg maar. Vier paar grote ogen staarden onafgebroken naar een pan met iets dat voor gebraden kipblokjes moest doorgaan. Ik handelde direct, maar er viel niets meer te redden, het leken wel zelfgemaakte houtskooltjes die met geen mogelijkheid van de zwarte bodem af te bikken waren. “Ohhhh jongens!” riep ik ontzet “Ik had toch gevraagd….” Verder kwam ik niet, want tegelijkertijd besefte ik wat ik letterlijk had gevraagd.
In koor klonk het op dat moment dan ook uit vier monden tegelijk: Wij moesten toch kijken naar de kip?  Tsja….en dat was dan ook precies wat ze hadden gedaan.

Vervolgens heb ik de rest van de avond de volgende conversatie moeten aanhoren:
Ze zei toch kijken naar de kip?”
Ja, ze zei kijken. Ik heb gekeken hoor!”
Ja ik ook, ik heb ook geholpen, ik heb ook gekeken”
“Ik heb nog het allermeest gekeken”
Mijn schuld is het niet, ik heb gekeken, en ze zei echt kijken”
Deze riedel niet één keer, maar non-stop als een mantra.

Het nasi-avontuur werd nog bizarder toen de rijst die ik had gepakt dessertrijst bleek te zijn. Het werd hierdoor een vreemdsoortige puddingmassa die als een blob nog net niet vanaf het aanrecht stuiterde. Zelfs dat kon de pret niet drukken, hoera, nasi! En nasi is nasi, ook als het één bal is. De tafel werd met veel enthousiasme feestelijk gedekt, zodat het heel wat leek en tenslotte kon de dappere nasi-strijd beginnen. Terwijl ik een verwoede poging deed tot het nemen van een hap (kom op, je kunt het! ), merkte ik dat één van de cliënten mij met een schuine blik onderzoekend bekeek. Met een frons tussen haar wenkbrauwen, terwijl ze nog een hap nasipudding naar binnen schoof, kon ik haar bijna horen denken: Je mag er dan wel op lijken, maar volgens mij kom jij helemaaaal niet uit zo’n land!

Het was overigens voor mij wel een aanleiding om meteen de eerste van mijn verzameling Indonesische kookboeken bij Lonny aan te schaffen. Wat hij er voor toverspreuk in heeft geschreven, weet ik niet. Ik denk Succes met je nasi.