Gefragmenteerd

Gefragmenteerd

7 mei 2020 0 Door Bonnie

Vandaag heb ik een klein klaptafeltje uitgeklapt om met mijn laptop bij de open balkondeur te gaan zitten schrijven. Zo zit ik binnen toch een beetje buiten en bovendien van alle gemakken voorzien. Links van mij staat mijn boekenkast en tussen de bonte verzameling boeken, valt mijn oog op één van de vele exemplaren van Toon Tellegen. Ik heb al vaker benoemd dat ik groot fan ben van zijn vele filosofische dierenverhaaltjes. De eekhoorn is mijn absolute favoriet en regelmatig denk ik mezelf in hem te herkennen 😉

Moed, eenzaamheid, rouw, verdriet, troost, dankbaarheid, vriendschap, afscheid, feest en alledaagse gebeurtenissen zijn zomaar wat voorbeelden van onderwerpen waar Toon op een haast kinderlijke, eenvoudige manier verhaaltjes over schrijft. Het lijkt eenvoudig, maar de impact is groot. De verhaaltjes, hoe simpel ze dan ook mogen lijken, hebben mij al zo vaak geïnspireerd. Ik vraag me af: zou me dat nu, op dit moment, ook zomaar lukken? Ik ga het proberen.

‘ns Kijken….laat ik het dikste boek eens pakken: “Misschien wisten zij alles”. Nu openslaan op een willekeurige pagina:
1, 2, 3… Voilá!

Zo, ik heb het verhaal op bladzijde 249 gelezen.
Het doet me vrijwel direct denken aan de spiegel, die aan de muur bij het damestoilet hangt bij Autisme Centraal in Gent. Ik kwam regelmatig bij dit instituut voor bijscholing, om ervaringen met collega’s uit te wisselen en om mijn vakkennis uit te breiden op specialistisch en specifiek gebied van het autismespectrum. Op de bewuste spiegel, zijn subtiel enkele spiegel-scherfjes als een soort mozaïek geplakt. Onderin de rand staat de tekst: Mijn gefragmenteerde ik.

Toen ik de spiegel voor het eerst zag, gaf mij dat in één keer, in één beeld weer waar bij autisme het grote knelpunt zit: losse kleine afzonderlijke stukjes zien, maar niet het grote geheel. En dan bedoel ik: niet alleen alles om je heen zo zien, maar ook jezelf. Gefragmenteerd. De verbinding missend en daardoor de plank constant mis slaan. Onzichtbaar aanwezig en daardoor leidend tot onbegrip door anderen. Miskend, onderkend -vaak ook ontkend- met alle gevolgen van dien.

Op een totaal andere manier leek ook mijn zelfbeeld ooit, na mijn diagnose kanker, in kleine stukjes uiteengespat. Gefragmenteerd.
Maar, herstellende van alle wonden wist ik mijn stukjes “Ik” weer te herkennen, op te pakken en te herplaatsen. Achteraf bleken dat niet alleen stukjes van mezelf, maar ook de door anderen aangereikte stukjes om de gehavende delen te herstellen. Zo helpt het één, het ander, of beter: De één, De ander. Je moet alleen wel ‘even’ het grote geheel zien: Ik ben nog steeds Ik.

En dan deel ik nu uiteraard ook het verhaal met jullie, uit de bundel “Misschien wisten zij alles”, door Toon Tellegen:

Op een ochtend had de eekhoorn zo’n haast om te zien of zijn wenkbrauwen wel goed zaten dat hij tegen zijn spiegel botste. De spiegel viel en brak in honderd stukken. Bedroefd keek de eekhoorn naar de scherven en zag overal verspreid delen van zijn staart, zijn neus, zijn tenen en zijn kin. Zo kan ik noot zien of alles wel goed zit, dacht hij en hij liet de ekster komen.

“Mijn spiegel,“ zei hij en wees naar de scherven
“Ik zie het,“ zei de ekster, die niets liever deed dan spiegels repareren. “Hij is wel heel erg kapot.”
“Ja.” zei de eekhoorn.
De ekster raapte de stukken op en begon ze zo goed en zo kwaad als het ging weer aan elkaar te zetten.

Niet alle stukken pasten meer of kwamen op de goede plaats terecht. En toen de eekhoorn even later in de spiegel keek zag hij er zeer eigenaardig uit. Zijn voet zat achter zijn staart, zijn kin hing aan een elleboog en zijn ene oog stond recht onder zijn andere oog.

“Alles zit door elkaar!” zei hij.
“Je moet je ogen een beetje dichtknijpen” zei de ekster. “Dan valt het best mee.”
De eekhoorn kneep zijn ogen half dicht en keek in de spiegel. Maar hij leek nergens op.
“En waar is mijn linkeroor?” riep hij opeens. Hij bekeek de spiegel aan alle kanten, maar nergens vond hij zijn linkeroor.
“Zeker zoekgeraakt,” zei de ekster. Hij haalde zijn schouders op en zei: “Kom, ik ga weer eens.”
“Hoe kan ik nou zien of mijn oor goed zit?” riep de eekhoorn nog.
Maar de ekster stond al in de deur, nam een aanloop en vloog weg.

Thuisgekomen haalde hij de scherf van de spiegel die één oor van de eekhoorn weerkaatste onder zijn vleugel vandaan. Heel voorzichtig plakte hij hem aan de andere scherven die al bijna een hele muur van zijn kamer bedekten.
“Prachtig,” mompelde hij.
Hij draaide zich om en om voor de reusachtige spiegel.
“Ik word steeds mooier!” kraste hij en hij genoot van zijn linkeroor, zijn slurf, zijn schubben, zijn twee stekels en zijn ene steeltje rechts op zijn enorme grijze hoofd.

Gerelateerde blogs:
– Andermans veren
– Balance