Oké: Trein en Kast
Hahaha… nog niet eerder had ik zoveel vragen naar aanleiding van mijn vorige blog “KLINKt als…—“. Wie die gelezen heeft, vermoedt waarschijnlijk al dat het om De Trein en De Voorraadkast gaat. Hihi, die laatste zin bleek een cliffhanger. Vertel, hoe zat dat? was dan ook de vraag die mij het meest gesteld werd de afgelopen dagen.
Aangezien ik niet echt een schrijf-onderwerp in gedachten heb is hier dan toch een soort van vervolg 😉
Eerst De Trein.
Ach dat is eigenlijk niet eens een behoorlijk verhaal om over te schrijven. Het was meer een kortstondige opsluiting, nog sneller voorbij dan een Efteling-attractie. Die laatste is zelfs nog spannender, tenminste als je je ogen openhoudt (en niet dichtknijpt zoals ik)
Het was in de tijd dat ik mijn danstherapie opleiding volgde in Enschede. Drie jaar lang reisde ik iedere week een dag op en neer. Eerst met de auto naar Schiedam, daar stapte ik op de trein. Als het meezat kon ik de hele reis in dezelfde trein blijven zitten, zonder overstappen.
In al die jaren leerde ik het hele traject (her)kennen. Ik durfde gerust te gaan slapen in de trein. Als ik mijn ogen opende en me even oriënteerde, wist ik meestal precies waar ik was. Dat was het voordeel van steeds dezelfde route. Het nadeel was, dat er bij extreme hitte wel eens gewisseld werd van spoor. Letterlijk ‘iets met de wissels”. Dan moest er overgestapt worden in Amersfoort. Het gebeurde niet veel, maar precies die ene keer sliep ik dus.
Ik had er niets van gemerkt en werd wakker. Ik keek uit het raam en zag overal water om me heen. Water??? Ik dacht het niet alleen, maar riep het ook meteen uit: Water?! Ehmmm is dit Rotterdam?? vroeg ik nogal oenig aan iemand verderop in de coupé. Die persoon begon hard te lachen en antwoordde met een Amsterdams accent: Ha ha…neee wijffie, Het IJ hebben ze niet in Rotterdam hoor!
Neeee…. zat ik daar na een lange vermoeiende dansdag met mijn slaperige hoofd in Amsterdam! Grrrr….
Tsja en zo werd ik dus die ene keer wakker in Schiedam. Aan het begin van de rit was ik in een lege coupé gestapt, maar pas nu viel me op dat er geen verlichting brandde. Was dat de hele tijd al zo? Ik verzamelde mijn spullen, wandelde op mijn gemak naar de deur en drukte op het knopje. Er gebeurde niets, nada, niente. De deur bleef dicht. Ik keek argwanend om me heen en het gevoel dat er iets niet klopte bekroop me. Ik liep door de gang naar de andere kant van het treinstel en zag naast mij door het raam ineens mensen op het perron naar mij wijzen. Er werd gezwaaid, geroepen en druk heen en weer gelopen.
Er zit nog iemand in!!! hoorde ik vaag.
Het treinstel waarin ik mij bevond, was direct na aankomst in Schiedam afgekoppeld. Dat deel was afgesloten en bleef achter, het andere treindeel was al weer vertrokken.
Gelukkig wisten reizigers op het perron ‘een mannetje’ te vinden die mij hoofdschuddend met een sleutel uit de trein kwam ‘bevrijden’.
Moraal van het verhaal? Die is er niet. Ik slaap nog steeds in treinen. Zo maak je nog eens wat mee 😉
Met De Voorraadkast, doel ik in dit geval op de kast in een van de woningen van cliënten die ik begeleidde bij het wonen. Mijn middag/avonddienst was in het huis waar ik cliënten met een verstandelijk beperking zou helpen koken. Of was het nou andersom: zij mij?
Bij aankomst lagen alle ingrediënten voor de pasta al klaar. Ehm, dat is te zeggen…. Waar was de pasta zelf? Geen elleboogje, wokkel of sliertje-in-spé te vinden.
Gatjak, moest ik nou echt alleen voor één zo’n pak nog naar de plaatselijke super? Echt niet!
Kijk, da’s nou het gemak van twee huizen naast elkaar. Ik wist dat er een behoorlijke voorraad was bij de buren in de woning van de “auties” -zoals ik de cliënten met een stoornis in het autisme spectrum gemakshalve wel eens noemde -met alle respect overigens. Kwestie van even heen en weer.
Aan mijn sleutelbos hingen de sleutels van alle woningen, inclusief die van de voorraadkasten. Even snel naar binnen, voorraadkast van het slot en wat ik normaliter nooit deed: ik liet mijn sleutelbos aan de buitenkant van de deur. De mannen waren immers toch nog niet thuis van hun werk. Wat ik niet wist, was dat Alex zich ergens in de straat schuil hield, toen hij mij ‘zijn’ huis zag binnengaan.
Alex (die in werkelijkheid natuurlijk anders heet) een jongvolwassene, was vanaf het moment dat ik kwam werken een apart ‘geval’. Vanaf dag één vluchtte hij naar zijn kamer, draaide die op slot en zette het me daar toch op een schelden. Zodra hij maar een glimp van me opving, kreeg ik de vreselijkste ziektes naar mijn hoofd geslingerd met nog wat variaties op benamingen voor geslachtsdelen toe. Bij Rot op!! wist ik dat hij uitgetierd was. Hij had duidelijk een probleem met mij en niemand begreep er iets van: “Dat doet -ie anders nooit!”
Het werd echt een probleem toen ik in ‘zijn’ woning ook de begeleiding ging doen. Hij verstopte zich onder de tafel, in een hoekje achter een stoel en werd paniekerig. Best sneu, maar ook lastig. Ik probeerde hem zoveel mogelijk te ontzien, vermeed oogcontact en sprak over hem in de derde persoon. Ik ging dan bijvoorbeeld voor het memo-bord staan en vroeg aan het bord “Goh, zou Alex dit ook gelezen hebben?” Op die manier kreeg ik antwoord, al was het soms achter het gordijn vandaan. Weken heeft het geduurd, maar uiteindelijk communiceerden we op een geïmproviseerde manier via de muur, het raam, de TV of het schilderij.
Intussen voerden andere hulpverleners gesprekken met Alex om zijn gedrag en reactie op mijn aanwezigheid te willen verklaren. Uiteindelijk bleek dat hij zich geen raad wist met zijn gevoelens. Gevoelens die nieuw waren voor hem. Daardoor kon hij ze ook niet verwoorden, maar werd bang en boos tegelijk. Ook met mij werden gesprekken gevoerd, deels ter ondersteuning: Meid, trek het je niet persoonlijk aan. Wij doen ons best te achterhalen wat de reden is van zijn gedrag en reactie op jou.
Nou, die reden was er: Alex vond mij leuk. Niet alleen maar leuk. Nee, méér dan leuk. Dat deed iets met zijn gevoel. Een gevoel dat hij niet kende en waar hij bijzonder onrustig van werd. Ach jeetje…..
Toen kwam Alex op een dag thuis van zijn werk. Net op het moment dat ik even in ‘zijn huis’ een pak pasta ging lenen, zag hij mij. Hij dook weg achter de bosjes en sloop, toen ik uit beeld was, met zijn eigen sleutel het huis binnen. Daar zag hij mij in de voorraadkast naar iets zoeken.
Bingo! De hoofdprijs! Hij smeet de deur dicht, draaide die op slot met de sleutels die er nog aanhingen en begon opgetogen te jubelen. Ik heb je! Ik heb je! Eindelijk heb ik je te pakken. Nu ben je van mij! Ik laat je nooit meer gaan! Ha ha ha Groenewoutje!
Het ging zo snel, eerst schrok ik me rot. Vervolgens begon ik keihard te lachen. Toen besefte ik de ernst van de zaak en beheerste me. Ik werd stil en dacht serieus na. Wat nu?
Alex, ben je daar nog? -Ja!- Wil je mij er alsjeblieft uitlaten? Nee! Je bent nu van mij en ik ga naar mijn kamer. Ik hoorde voetstappen op de trap. Nee niet weggaan! riep ik. Luister even naar mij!
Was hij teruggekomen? ik wist het niet.
Ik heb hier in mijn hand een pak macaroni, want ik kook vandaag met de dames van hiernaast. Ze willen graag pasta eten. Alex lust ook graag pasta toch? Jawel! klonk het vanuit de verte. Zo meteen komen ze thuis en dan zien ze dat ik er niet ben. Dan is er geen eten voor ze….
Langdurig stilte. Heen en weer geschuifel aan de andere kant van de deur. Gefluister, Alex was letterlijk in overleg met zijn ikken. Wat zullen we doen? Laten we haar vrij? Nee, niet doen! Ze is van mij!
Het duurde en het duurde…..
En ineens riep Alex luid: Ik doe het voor de dames van hiernaast! Ik vind het zielig als zij geen eten krijgen! Hij draaide het slot open, rende direct de trap op en verdween naar zijn kamer. Opgelucht haalde ik adem. Het had geen zin om hem er nu direct op aan te spreken, dat kwam nog wel. Eerst pasta koken met de meiden!
Je kunt zeggen wat je wilt, maar waar dan ook: mijn werk was nooit saai 😉
nu je het schrijft, weet ik het verhaal van de trein wel te herinneren, maar die van de voorraadkast niet. ik heb van beide verhalen gesmuld. groen groen, je bent me er eentje, hihi
bedankt voor je blog