Mooi tevreden

Mooi tevreden

27 januari 2022 2 Door Bonnie

a) Welk deel van jouw lichaam vind jij het mooist?
b)
Met welk deel ben jij minder blij?

Dit zijn voorbeelden van zomaar twee vragen, die regelmatig opduiken. Soms zie je ze in van die beauty-magazines, of staan ze in van die al dan niet on-line testjes voor-de-leuk. En ook worden ze je wel eens voorgelegd bij trainingen in zelfacceptatie. Het zijn vragen die je ook met andere bewoordingen tegenkomt. Dan is het grappig als blijkt, hoeveel invloed de woordkeuze van de vraagstelling heeft. 

Als bij b) zou hebben gestaan Welk deel vind je lelijk? Dan zou ik beslist milder zijn gaan kijken naar mijn eigen lichaam. Want: Nou ja zeg! Bedoel je écht lelijk? Ik zou er langer over nadenken om precies één specifiek deel aan te wijzen.
Zoals het er echter hierboven staat aangeduid met “minder blij”, haha…dan barst ik ineens los. Heb je even? Onderweg van top naar teen kom ik dan zeker wel een aantal minderblijmakers tegen hoor. Geloof me, ‘t is nog lastig kiezen!

En weet je wat dan het frappante is? Juist een aantal van die zelfde minderblije delen zou ik dus óók noemen, wanneer bij a) had gestaan: Met welk deel van je lichaam ben jij tevreden? Want ook al ben ik minder blij met iets aan mezelf, ik kan er weldegelijk tegelijkertijd tevreden mee zijn. Kun je het nog volgen?

‘n Voorbeeldje dan: Neem nou Stoma Zakkelien. Lelijk toch, zo’n gat in mijn buik? Maar ik ben tevreden met de verzorging en de materialen die er voor zijn. Ik ben heel blij dat het allemaal werkt en vind het bovenal mooi dat ik daardoor kon overleven.
Mooi toch, als je ergens tevreden over kunt zijn?

Hoe je iets ziet, is overigens ook nog eens persoonlijk. Wat ik ergens van vind, vindt een ander niet zo en vice versa. Ik moet er ineens aan denken dat ik mijn haren meestal los draag, ik vind dat prima. Behalve als ik train of dansles geef, dan draag ik mijn haren meestal opgestoken. Mijn deelnemers zijn daar inmiddels aan gewend.
Tot we een keer alleen maar voor een kopje koffie bij elkaar kwamen en ik mijn haren dus los droeg.

Eén van de deelneemsters reageerde met: Oooooh getsie! Af-schu-we-lijk! Zeg jij moet jouw haren echt niet zo los laten hangen hoor, het is geen gezicht! Anderen keken verschrikt op Jeetje, zoiets zeg je toch niet? Maar ik kon er zelf wel hartelijk om lachen, het was immers háár mening. Dat is ook precies wat de dame in kwestie zei: Nou en? Ik ben toch gewoon eerlijk? en daarna verontwaardigd: Goh, als ik op mijn leeftijd nog steeds niet mag zeggen wat ik wil….tsss…

Daarmee sloeg ze meteen de spijker op z’n kop. Er lijkt (of beter gezegd: leek ooit) een ongeschreven regel te zijn om, als je ergens iets van vindt, je er pas iets hardop over mag zeggen als je een respectabele leeftijd hebt bereikt. Ik kan me voorstellen dat dat een eeuwigheid geleden zo was. Ik bedoel qua respectabele leeftijd dan hè. Want tegenwoordig kraamt iedereen immers te pas en te onpas, ongevraagd en ongenuanceerd een mening uit. Liefst vanachter een scherm, want dat voelt “veiliger”.

Een eeuwigheid geleden… daar zeg ik me wat. Wacht eens, ik haal vraag a) nog eens tevoorschijn: Welk deel van je lichaam vind jij het mooist? Ha…en laat ik nu dan eens terug gaan naar die eeuwigheid geleden, dan zouden dat AL mijn huidige rondingen zijn.
Vandaag vergelijk ik die, plus mijn plooien met zo’n ongestreken gekreukelde hond -ik weet het merk zo gauw even niet.
Eeuwen geleden echter, zou ik het waarschijnlijk geweldig gevonden hebben vol trots. Ik zou een Rubensvrouw zijn geweest en geliefd bij de meesterschilders. Misschien had ik dan nu wel ergens in een museum gehangen… Kröller Müller of zo.

Gekheid. Mijn fantasie slaat weer eens op hol. Toch realiseer ik me tegelijkertijd dat het antwoorden op de twee vragen dus ook gerelateerd zijn aan een context of een situatie.
Zo geef ik eerlijk toe: op dit moment zou ik best weer eens slank willen zijn, al was het alleen maar omdat ik dan niet zoveel hoef te verdoezelen. De periode voor en tijdens mijn ernstig ziek zijn, viel ik alsmaar af. Precies in die tijd was ik super slank.

Als vraag b) Met welk deel ben je minder blij? mij toen gesteld was in die context en situatie, dan zou ik op dat moment resoluut geantwoord hebben: “met mijn dunne lijf”. Gewoonweg omdat het me daardoor ontbrak aan kracht en energie, terwijl ik die zo hard nodig had om beter te worden en  te kunnen herstellen.
Dus tsja… het zijn momentopnames.

Maar goed, voor één keertje sta ik mezelf toe (ik zit hier toch in mijn eentje) om lekker onbescheiden, zonder gène gewoon hardop te zeggen: Mijn all time favorites in welke context, situatie en tijdsgeest dan ook, zijn mijn handen. Lange dunne vingers met sterke nagels, die ook nog eens lang lijken zelfs als ze kortgeknipt zijn. Yep, ik kan wel stellen: ik ben er blij mee!

Over een tijdje en met tussenpozen, zal ik mezelf de twee vragen nog eens stellen en de antwoorden opschrijven.
Wie weet, na een aantal jaren verbaas (of verras) ik mezelf misschien nog eens. Ik gok op een blije bekkenbodem! 😉