Verspreeksels

Verspreeksels

20 oktober 2022 0 Door Bonnie

Onderweg naar huis luisterde ik in de auto naar de radio. Een luide schaterlach trok mijn aandacht. Waar hadden ze het over, waarom werd er zo gelachen? Het bleek om een verspreking te gaan die nogal grappig was. Vervolgens werd er een oproep aan de luisteraars gedaan om naar de studio te bellen en je meest genantste verspreking in de uitzending te vertellen. Ik heb er de rest van de rit over na zitten denken of ik ooit iets geks heb gezegd. Jaja oké, inkoppertje… ik weet het, ik zeg voortdurend gekke dingen. Maar versprekingen…eens even denken…

Met schrijven of beter gezegd met tikken, of het nou vroeger op de telex, typemachine of nu op het toetsenbord van een computer is, ‘vertik’ ik me nogal eens. Vaak gebeurt het als ik te snel typ en dan voel ik het in de meeste gevallen precies wanneer dat is. Ik vind mijn ‘vertiksel’ dan redelijk snel terug bij het nalopen van mijn tekst. Gelukkig maar, want ik schreef eens onderaan een zakelijke brief: “Welke tijd schijt u?” in plaats van ‘schikt’. Ik kon het nog op tijd verbeteren, maar vroeg me tegelijkertijd grinnikend af hoe er op gereageerd zou worden als ik het zou laten staan. Ik durf best veel, maar dat lef had ik dan weer niet. 

Heel vaak gaat het mis met mijn eigen achternaam nota bene! “Groeneowut” zit in mijn tienvingerig typ-systeem gebakken en heeft in het verleden zo als afzender onder menig van mijn schrijfsels gestaan. Oh en op een keer glipte er toch een vertikseltje doorheen. En je zal altijd zien, precies in een brief van een collega, die altijd prat ging op zijn foutloos taalgebruik. Zijn concepten schreef hij feilloos in een mooi en regelmatig handschrift. Als ik zelfs maar ergens een interpunctie vergat te plaatsen bij het overtypen, dan begon hij daar al over te mauwen. Ik wil dat je het verbetert, want mijn naam staat er onder. Terecht natuurlijk, maar soms wel muggezifterig. 

En ja, ik had zijn concept uitgetikt en de brief was al verzonden. Een kopietje lag in zijn postvakje. LAG, want hij had hem er uitgevist en meegenomen naar zijn kantoor boven. Het duurde niet lang of daar kwam hij de trap af denderen. Met een rood hoofd brieste hij: Is dit de deur al uit?! -Ja meneer-  Hoe heb je dit zo kunnen schrijven!! Wat moeten zij daar wel niet denken?! Nijdig smeet hij het kopietje op mijn bureau. In de laatste alinea had hij met een rode stift een zinnetje omcirkeld en er een aantal uitroeptekens bij gezet.

Het was een excuusbrief aan “zij daar” oftewel een klant. Er was iets mis gegaan met een levertijd en ons bedrijf zou dat voor hen oplossen. Ik las het ene rood omcirkelde zinnetje: “Uiteraard zullen wij dit zo spoedig mogelijk laten begeuren.”  Aiii! Ik voelde allerlei lachkriebels in me opkomen. Oww… dit onderdrukken ging me niet lukken. GA JIJ HIER NOU NOG OM LACHEN OOK?! – hij zei er nog net niet achter: “Waag het niet!” Te laat…ik proestte het uit, ik kon er niets aan doen. Jeetje zeg…had die man nou echt geen greintje humor? Zo erg was het toch niet? 

Nee, dan mijn genantste verspreking, ineens weet ik welke hiervoor in aanmerking komt!

Ik maak hiervoor een enorme sprong terug in de tijd.
Als gevolg van een kaakoperatie was er een en ander aan mijn gebit gesleuteld. Een paar bruggen hier en een paar kronen daar onder andere eentje als voortand. Ik was telefoniste/receptioniste en het gebeurde wel eens, dat ik in mijn haast de telefoonhoorn (wie kent ‘m nog? 😉 ) naar mijn oor wilde brengen, maar er dan mee tegen mijn kaak stootte. Die keer was dat tegen mijn voortanden en niet zo zachtjes ook. Mijn kroon begon te wiebelen. Oeiiii… die moest ik dan toch maar even laten vastzetten door mijn tandarts, het liefst nog voor het weekend.

Het was vrijdagmiddag, meestal qua werkzaamheden wat rustiger dan op andere dagen. Zoals indertijd bij veel grote bedrijven, was de receptie-balie zo ongeveer ook een plek waar collega’s aan wipten en elkaar ontmoetten voor zomaar even een praatje. Zeker op vrijdagmiddag aan het eind van een drukke werkweek, kwamen zij ‘even hangen’ en vooral melig zijn. 

Die middag werden er moppen verteld. Ik luisterde met een half oor en was ondertussen mijn tandarts aan het bellen. Halverwege de clou van een mop, hoorde ik de tandartsassistente de telefoon aannemen. Ik noemde mijn naam en vroeg vervolgens afgeleid, maar doodserieus tegelijk: Eén van mijn kloten zit los, zou de tandarts die vanmiddag nog even vast kunnen zetten? Abrupt werd iedereen om me heen stil. Ikzelf daardoor ook, want hoezo, wat was er?

Collega’s keken mij eerst met grote ogen vragend aan en begonnen vervolgens te schateren. Op dat moment besefte ik wat ik had gezegd. Ik wilde wel door de grond en later die middag bij de tandarts opnieuw, met het schaamrood op mijn kaken. Hij stond mij hoofdschuddend op te wachten en zei met een knipoog: Kom maar gauw zitten, kun je dan even precies vertellen wát ik moet vastzetten?
Pijnlijk.

Gelukkig maak ik niet al te vaak van die hele foute versprekingen. Een enkele keer nog wel eens met namen, zoals ooit een keer: Chris! Chris! Kun je me even helpen? Chris kwam niet. Hij heette Richard. Dat soort dingen….

Maar ach, vergissen is menselijk toch? Zeg eerlijk, wie heeft zich nou nog nooit versproken? 😉