Doodgewoon ontbijtje

Doodgewoon ontbijtje

4 mei 2023 2 Door Bonnie

Ons appartement is prima geïsoleerd. In de winter merken we amper iets van de koude temperatuur buiten. Ook is het binnen stil van buitenaf horen we weinig geluiden, of in ieder geval zwaar gedempt. Dat is niet altijd even handig, zoals toen ik die ene keer een stem door een megafoon uit een rondrijdende auto niet hoorde. Ja wel vaag gewauwel, maar niet precies wat er omgeroepen werd. Ik deed mijn nepbalkon-deur open om het beter te kunnen horen. De auto was al verder de wijk in gereden en in de verte ebde een stemgeluid weg. Ik kon nog vaag de laatste waarschuwende zin opvangen: Houd deuren en ramen gesloten!
Owww… met een knal smeet ik de deur dicht en vroeg me vertwijfeld af of ik nu ergens aan blootgesteld was. Dat bedoel ik: handig zo’n waarschuwing van buitenaf bij een goed geïsoleerde woning. Not!

Nu het voorjaar echt in aantocht lijkt, kan ik de deur weer regelmatig openzetten en lijkt het meteen of het hele huis ontwaakt uit een winterslaap en tot leven komt. Ik herken het inmiddels vertrouwde geluid van voorbij glijdende schepen (of boten? Wat is nou precies het verschil?) op de Waterweg. Vogels bouwen kwetterend hun nestjes in de grote boom naast ons huis. Een duif heeft ons Franse balkonhekje aan de linkerkant omgedoopt tot zijn lievelingsplekje van waar hij met zijn kop nieuwsgierig naar binnen loert en koert. En dan is er het geluid nog van het verkeer en de metro. Ik ben inmiddels aan deze geluiden gewend. Ik hoor het wel, maar het stoort me niet.

Toch viel het geluid van passerende metro’s mij het afgelopen weekend op. Met name de frequentie, het leek wel vaker dan normaal. Gek, dat was me niet eerder opgevallen, ze leken wel af en aan te rijden. Ik tuurde in gedachten naar de zoveelste voorbij zoevende metro in de verte. De zon scheen, ik had nog geen vaste plannen voor deze ‘vrije dag’. Don was al vroeg vertrokken, het land in voor een fotoshoot workshop. Weet je wat…., dacht ik en stuurde prompt een appje naar mijn zusje: “Ik denk dat ik het laatste nieuwe traject van de metro tot op het strand in Hoek van Holland maar eens ga uitproberen”.
Zeg maar hoe laat! was haar antwoord. 
Gezellig!

Een uur later was zij bij mij en wandelden wij samen vanaf het appartementencomplex in een paar minuutjes naar het metrostation. Daar bleek inderdaad dat er die dag proefgereden werd met acht metro’s per uur. Zie je wel, dat was inderdaad veel vaker dan de gebruikelijke twee of drie in het uur, had ik het toch goed gehoord. We hoefden niet lang te wachten en eenmaal ingestapt, stopten we binnen enkele minuten al bij de haven. Het eindstation daarna was op loopafstand van het strand. Wat een luxe!

Het was redelijk vroeg en het was nog niet zo druk. Op de terrasjes van de strandpaviljoens was nog genoeg plek waar we zomaar ergens neer konden ploffen. Laten we hier maar. Wat zullen we? We kunnen eventueel een ontbijtje doen? Yoghurt met dadels en knapperig gebrande granola oogde wel erg gezond op de menukaart, maar het item eronder lonkte net iets meer: wentelteefjes van suikerbrood met aardbeitjes, blauwe bessen en kaneelschuim. Tsja… niet moeilijk deze keuze 😉 

Wederom: wat een luxe! Wie wil dat nou niet, zo in het voorjaarszonnetje -nog niet te heet- lekker rustig met een feestelijk ontbijt op je bordje. Langzaam begon het strand vol te lopen en te liggen, zelfs stoere, dappere zwemmers in de zee. Brrr….mij niet gezien -hoewel ik weet hoe je hier een enorme energie boost van kan krijgen na afloop van zo’n frisse duik (oké, ik waarschijnlijk een dubbele longontsteking)

Na een tijdje flaneerden we nog even over de promenades, boulevards of hoe moet je die betonnen stroken langs al die paviljoens anders noemen? Dan naderen we de oprit van het strand, waar een ambulance staat. O jee..schrok ik even, maar gelukkig leek er niets ‘ernstigs’ aan de hand. Als we dichterbij komen is blijkt het er namelijk eentje te zijn van Stichting Ambulance Wens. Ahh… een andere vorm van ‘ernstig’,  flitst het door mijn hoofd. We kijken speurend om ons heen. Zou er op dit moment iemand nog één keertje in zijn of haar leven op het strand zijn? Wat een fantastische stichting is het toch en uiteraard alle vrijwilligers die deze wensen kunnen realiseren. Of wacht, een andere optie is natuurlijk ook mogelijk: de bestuurder en begeleider hebben net een wens vervuld en zitten nu ergens zonder patiënt zelf aan een ‘bakkie troost’ op het strand.
We zien niets opvallends en wandelen terug naar het metrostation.

Later thuis moet ik weer denken aan die Stichting Ambulance Wens. Zouden ze écht iemand naar de zee hebben gedragen? Ik realiseer me dat ik nog wel tientallen keren naar het strand zou kunnen gaan, maar die ene persoon hierna misschien nooit meer. Wat moet het bijzonder zijn om als vrijwilliger met zo’n ambulance zoveel gouden randjes aan de laatste dagen van een patiënt te kunnen geven en een onuitwisbare herinnering te creëren voor degenen die erbij zijn geweest. Wat een nobel streven. Dát is pas leven toevoegen aan de dagen! De voorgaande zin zal ik even kort toelichten:

Longarts Sander de Hosson, schreef samen met journalist Els Quaegebeur het boek “Leven toevoegen aan de dagen”, dat gaat over het verloop van een stervensproces. Hij zegt hierover: Iedereen wil zo lang mogelijk leven. Maar een leven zo lang mogelijk rekken, is niet altijd een goed idee. Het gaat erom leven aan de dagen toe te voegen – en dus niet andersom. Hij pleit voor échte aandacht voor de persoon achter de ziekte en te praten over de dood. Want, zo zegt hij, wie de dood ziet, ziet het leven. Praten over sterven is vaak taboe, terwijl het eigenlijk ‘doodgewoon’ is.

Mijn spontane ontbijtje aan het strand krijgt opeens een andere lading, of misschien beter gezegd: een meerwaarde.
Van onbezorgd, luxe “gewoon omdat het kan”, naar “Stel dat dit de laatste keer zou zijn geweest?” Nee joh, hou op, daar moet je niet aan denken! zegt een stemmetje in mijn hoofd, maar tegelijkertijd wuif ik het weg.  Want: jawel hoor, ik vind het goed om daar af en toe juist wél even aan te denken! Dan sta ik er weer even bij stil dat ik dit zomaar kan doen. Het had veel anders kunnen zijn. Ik had al lang mijn laatste ontbijtje gehad kunnen hebben. Maar ik ben er nog. En nee hoor, ik bedoel dit niet dramatisch of zwaarmoedig. Ik benoem het meer als feit en in mijn geval wil ik dat soms niet zomaar afdoen als: “wat geweest is is geweest, nooit meer aan denken”. Integendeel: het geeft dagen zoals deze juist een gouden randje, dan ben ik juist blij en dankbaar.

Ik ben er nog en ik ga vast nog tientallen keren ontbijten op het strand, doodgewoon. Oké… ietsje ‘gezonder’ misschien 😉