Gouwe ouwe Rijnbeek

Gouwe ouwe Rijnbeek

15 augustus 2019 0 Door Bonnie

Niet zo lang geleden had ik weer eens een bijeenkomst van onze Schrijfdames-club, dit keer in Scheveningen. Ik mocht meerijden met een van de dames en kon zodoende lekker achterover in mijn stoel om me heen kijken. Een deel van de route was door het Statenkwartier in Den Haag, Pure nostalgie, ik heb daar mijn Schoevers opleiding gevolgd. Ik keek mijn ogen uit, want ondanks de vele veranderingen, modernisering, wegennet uitbreiding etc. stonden de statige herenhuizen er nog steeds ogenschijnlijk hetzelfde bij als de vijfenveertig jaar geleden toen ik er dagelijks kwam.

Hier en daar zie ik borden van Rijnbeek bij de voorgevel, die verdiepingen cq appartementen te huur aanbiedt. De borden flitsen aan me voorbij, maar de naam blijft hangen. Rijnbeek… het zegt me iets, maar ik weet op dat moment niet precies wat. Pas nu schiet me te binnen waar ik de naam van herken. Thuis ben ik gaan graven in de map met mijn ooit geschreven stukjes en jawel hoor! Ik vis er een smoezelig A-viertje tussenuit, waarop de titel in hoofdletters prijkt: RIJNBEEK

Door mijn heftig eczeem lag ik nog al eens in het Holy Ziekenhuis in Vlaardingen, meestal twee maanden in het voorjaar en in het najaar. Ook toen schreef ik stukjes, onder de noemer Holy Stories over hoe het met mij ging en over wat ik zoal beleefde tijdens mijn logeerpartijtjes. Don stuurde mijn schrijfsels dan van thuis uit per email naar deze en gene door. Internet voor patiënten bestond toen totáál nog niet. Ik was al een bezienswaardigheid met mijn geleende laptop.

Dit jaar is het precies tien jaar geleden dat het ziekenhuis met de grond gelijk werd gemaakt, nadat de laatste patiënten waren overgebracht naar de nieuwe locatie: Het Franciscus Gasthuis en Vlietland in Schiedam.
Het verhaal Rijnbeek dateert van nog eens tien jaar daarvoor, maar zou desondanks zomaar in deze tijd geschreven kunnen zijn. Rijnbeken komen nog steeds voor, verpleging heeft nog altijd ‘even geen tijd’ en patiënten die zich om elkaar bekommeren bestaan ook nog steeds….
Hier issie dan, rechtstreeks uit de mottenballen:

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is InFrame_1560978759957.jpg

Rijnbeek

In de zaal naast ons ligt een man die daar zo ongeveer de heleboel terroriseert door zijn luide commanderende stem. Verplegers zijn inmiddels zo’n beetje selectief doof en pas als zijn medepatiënten op zaal het niet meer uit kunnen houden en zelf gestoord dreigen te worden van zijn geschreeuw, dan wordt de goede man met rolstoel en al op de gang gezet. Zo kunnen nog veel meer patiënten meegenieten van zijn luidkeels protest.

Ik had weer een rustig ochtendje gepland in mijn onderhand privé-geworden zitkamertje, een soort ontspanningsruimte voor patiënten – maar waar bijna nooit iemand zit omdat de patiënten op deze afdeling hier te bedlegerig voor zijn (Als je opgenomen wordt met eczeem, dan word je namelijk altijd op de afdeling neurologie geplaatst). Ik zat net goed en wel achter mijn laptop om een stukje te schrijven over mijn wel en wee, om het thuisfront te informeren, toen ik ‘hem’ aan hoorde komen op de gang.

Een luid geschreeuw en ja hoor, een verpleegster reed de buurman de zitkamer binnen. “Oh…” begon ze aarzelend toen ze mij zag, “zit hier tóch iemand. Nou ja, weet je… jij kunt zelf lopen, dus als je hem zat bent dan ga je maar gewoon weg. Ik moet hem even kwijt, iedereen wordt gek van hem.” Dit gezegd hebbende, parkeerde ze zijn rolstoel bij mij aan tafel en maakte dat ze snel uit de voeten kwam.

Geweldig! denk ik bij mezelf –maar niet heus.
In eerste instantie negeer ik hem en ga ik gewoon verder met waar ik mee bezig was. Ik voel wel hoe de buurman mij bekijkt vanuit zijn rolstoel, maar zeg niets. Dan, als donderslag bij heldere hemel beveelt hij met een harde stem: “Zeg, doe jij de gordijnen eens even dicht!” Ik schrik.
“Gordijnen dicht?” herhaal ik verbaasd.
“Jaaa!” buldert hij “De gordijnen moeten dicht!”
Ik werp een blik op het raamkozijn en constateer dat er helemaal niets voor hangt. “Meneer,” zeg ik dan ook rustig “er zijn hier helemaal geen gordijnen.”
“Meneer, menéérrrr?!?” briest hij “Ik ben Rijnbeek!”
“Oké meneer Rijnbeek dan” verbeter ik mezelf, waarop hij schijnbaar nog nijdiger wordt.
“Niks meneer! Ik ben Rijnbeek! Alleen Rijnbeek! Ik zit in het leger, ja! En doe nu eindelijk die gordijnen eens dicht!”

Het leger… aha… dat zal dat gecommandeer wel verklaren, flitst het door mijn gedachten. “Hm” mompel ik met ingehouden lach, terwijl ik opsta en zijn rolstoel naar het raam duw. “Kijk Rijnbeek” zeg ik nu ook mijn stem enigszins verheffend “er zijn geen gordijnen zoals u ziet” Vervolgens laat ik hem precies zo zitten en ga ijskoud terug naar mijn laptop. Niet voor lang, want hij zet me daar toch een keel op. Zuchtend sta ik weer op.

“Allemachtig Rijnbeek!” roep ik hem quasi geïrriteerd toe. Ik loop naar het raam en zeg op dwingende toon: “Kijk naar mij!” en met een big smile trek ik met theatrale gebaren vanuit beide hoeken van de kamer een onzichtbaar gordijn dicht. Als ik dat heb gedaan, blijf ik demonstratief voor zijn neus staan met mijn armen wijd gespreid en roep triomfantelijk “Tataaaaaaa!” Rijnbeek wordt acuut rustig, glimlacht zelfs en zegt opgelucht: “Hè, hè, eindelijk! Kom nou maar weer zitten.”

Ik sta perplex en ga hoofdschuddend terug naar de tafel, terwijl ik hem met me mee rol en hem naast mij parkeer. Dan begint Rijnbeek op zijn manier te vertellen. Ik begrijp uit zijn onsamenhangend verhaal, dat hij 80 jaar is en dat hij vroeger in het Westland gewoond heeft. Daarop begin ik wat Westlandse achternamen te noemen die ik me nog herinner uit de periode toen ik in De Lier woonde. Dat blijkt zowaar een interessant spelletje voor hem te zijn.

Bij iedere naam die ik noem, levert hij commentaar.
Van der Knaap Een lang gerekt “Knaaaaaaaap” volgt alsof hij diep nadenkt, gevolgd door een herkenning: “jaaaa, die ken ik wel!” Hij klinkt zo blij als een klein kind. “Vreug-den-hil” herhaalt hij mij aarzelend, tevergeefs zoekend in zijn geheugen “hm, zegt me niks. Kom op, je weet toch wel andere namen zeker?” Hij roffelt ongeduldig met zijn rimpelige vingers op het tafelblad, zo van ‘kom op nou’.

Pfoeh, het valt nog niet een twee drie mee om zoveel namen op commando te verzinnen. Boekestijn, Van den Dool en Koornneef passeren de revue. Soms klapt hij zelfs opgetogen in zijn handen en heeft hij glinsterende pretogen. Ondertussen zie ik vanuit mijn ooghoek om beurten verplegend personeel eventjes met hun hoofden om het hoekje van de deur verschijnen, om daarna weer net zo snel te verdwijnen. Pas veel later hoor ik van hen dat ze stiekem zaten te genieten van onze conversatie, die -dank zij ons hoog decibelgehalte- over de hele gang te volgen was.

Dan klinkt er plots een wanhopige kreet: Ik moet plassen! Oeps, dat is een ander verhaal. Nog voordat ik een reactie kan geven heeft Rijnbeek de zin al vijf keer non-stop herhaald. Ik moet plassen. Ik moet plassen. Ik moet plassen. Ik moet plassen. IK MOET PLAS-SEN!! Hier word ik pas echt nerveus van en haast me naar de verplegerspost om hulp in te schakelen.

Daar krijg ik echter te horen: “Sorry we hebben nu even geen tijd voor hem. Laat hem maar zitten hoor, hij heeft toch een luier om. We verschonen hem straks wel.” Mijn mond valt open van verbazing, hoe ga ik hem dat in ’s hemelsnaam vertellen…..

Ik loop aarzelend terug naar de zitkamer. “Ja zeg, waar was je nou?” moppert Rijnbeek en vervolgt dan doodleuk: “Kom, noem nog eens wat namen voor me!” Huh? Ik dacht dat hij zo nodig moest plassen? Ik heb dat nog niet gedacht, of daar begint hij weer te piepen “Ik moet plassen!”
Wat ga ik zeggen? Ik kijk hem in zijn ogen, wat ook een hele kunst is, want ze kijken allebei een andere richting uit, en zeg dan streng “Rijnbeek, hoor eens, nu even niet hoor!” Wonderbaarlijk genoeg werkt dat. Hij houdt braaf zijn mond.

We doen weer een namenrondje en hij is dolgelukkig als er voor hem een bekende tussen zit. “Hanemaaijer. Ja, ja jaaaaa Hanemaaijer!” het klinkt als een feest. En dan ineens heeft hij dorst. “Ik wil water. NU!!” Hij herhaalt dat onafgebroken als een zeurende kleuter “water water waterrrrrr water!!!” Er is geen land meer met hem te bezeilen en mijn geduld raakt op. “Sjeezus Rijnbeek, zoek het lekker uit met je water!” zucht ik hardop. Ik pak mijn spullen bij elkaar en ga naar terug naar zaal, terwijl ik hem daar achterlaat. Basta!

Als ik net even rustig op mijn bed zit hoor ik hem vanaf een afstand onafgebroken roepen “Waar ben je nou? Waar blijf je nou? Ik heb dorst! Ik wil W-A-T-E-R-R-R-R!” Niemand reageert, dus begeef ik me maar weer richting zitkamer. Als hij me ziet houdt hij geschrokken zijn mond. “O, hallo ben je daar weer?” Ik kijk hem aan en moet onwillekeurig lachen. “Allemachtig Rijnbeek!” zeg ik alleen maar hoofdschuddend. Ik haal zijn rolstoel van de rem af en rijd hem zonder verder iets te zeggen naar zijn eigen zaal. Hij laat het zwijgend toe, moppert niet eens.

Zijn zaalgenoten kijken allemaal verschrikt op als ze mij met hem zien binnenkomen. Eentje trekt een gezicht als een oorwurm en schudt heftig nee niet doen. Ja sorry hoor, maar nu mag hij weer een poosje op zijn eigen zaal vind ik. Rijnbeek zit er rustig bij en staart stilletjes voor zich uit. Ik kijk hem aan “Nou, dag Rijnbeek” zeg ik zachtjes. Hij zegt nog altijd niets, hij lijkt uitgeraasd voor vandaag. Zijn rechteroog laat het afweten, maar met zijn linkeroog bespeur ik een vorm van oogcontact. Zo staan we even stilletjes oog in oog. Dan begint hij naar me te glimlachen. Dat beeld hou ik vast terwijl ik geroerd terug wandel naar mijn eigen zaal en daar de eerste letters op mijn toetsenbord tik: R I J N B E E K….