Schrijfopdracht 2

Schrijfopdracht 2

12 november 2020 0 Door Bonnie

Het kon niet uitblijven…
In navolging van mijn vorige blog, is hier mijn tweede schrijfbijdrage van de afgelopen bijeenkomst van de schrijfdames.

Ik heb me net gedoucht, me aangekleed en zit nu voor de spiegel met alle make-up poedertjes om me heen. Wat zal ik vandaag voor kleurtje? Eerst pak ik mijn oogpotlood en net als ik er een subtiel lijntje om mijn ogen mee wil trekken, doemt zomaar één van de keuzemogelijkheden van mijn schrijfopdracht in gedachten op. Hoe was die titel die er tussen stond ook al weer, iets met: “Bezoek van een spook” of zoiets dergelijks.

Oh ja! Een herinnering van een bizarre ontmoeting komt boven. Maar heb ik nog tijd dan? Over een uur moet ik mij met mijn schrijfsel(s) online aansluiten bij de schrijfdames. Moet kunnen. Snel schrijven en voor één keertje mijn grammatica en zinsopbouw met een korreltje zout nemen.
Komt ie

Ik was ooit op een formele bijeenkomst in den Haag. De dresscode was zwart, dus ik had mijn zwarte jurkje met bijpassende evenlange zwarte blazer aangetrokken. Ik kende er weinig mensen, een handjevol misschien en dan ook nog alleen maar van naam. Bij het drankjesbuffet zag ik een jongedame van ergens begin twintig, een frêle figuur. Zij viel op door haar zwarte…ehh.. gewaad (iets anders kan ik er niet van maken) met wijd uitlopende mouwen en een ruime capuchon die als een waterval over haar schouders een deel van haar rug bedekte. Ravenzwarte haren omlijstten haar bleke gezicht met de zwaar zwart omlijnde ogen. Naar mijn idee een iets te veel zwart totaalplaatje voor deze bijeenkomst, te veel “drama”.

Ze ziet dat ik naar haar kijk en stapt op me af. Ben jij ook Indisch? is haar openingszin.
Eh, ja, antwoordde ik, een beetje overrompeld.
Oh leuk! Ik ken hier verder niemand. Jij? vervolgt ze geanimeerd en nog voordat ik kan reageren, knoopt ze prompt een wat warrig gesprek met me aan.

Kennelijk geeft het “ook Indisch zijn” haar een vrijwaring om van alles over me heen te kunnen storten. Ze vertelt dat ze haar kleding zelf ontwerpt en een opleiding volgt aan de kunstacademie. Het is niet helemaal wat ze wil en toch ook weer wel….In grote lijnen begrijp ik uit haar verhaal dat zij zoekende is en zelf niet weet waar naar.

Ik wil met kunst iets doen met de mens die psychische problemen heeft, snap je? Dat moet van hem. Ik ging er vanuit dat ze haar vader bedoelde. Zij vervolgt haar verhaal dat steeds onsamenhangender wordt en ik betrap me er op dat ik eigenlijk niet meer zo goed begrijp wát ze nou precies vertelt. Soms lijkt ze wat afwezig, ver voor zich uit starend met een lege blik. Of ze grijpt ineens naar haar hoofd en en wrijft dan bedenkelijk aan haar slapen.

Ik krijg een beetje hoofdpijn… te druk….ik zou eigenlijk wel naar huis willen.
Dan ga je toch, zeg ik -ik was beslist niet van plan haar tegen te houden.
Maar dat kon niet, zei ze, omdat degene met wie ze was meegereden tot het einde van de avond moest blijven.
Ben jij toevallig met de auto en waar moet jij naar toe? Kom je toevallig langs Kijkduin? Oh…ehm…. voor de tweede keer overdonderde ze me een beetje. Maar goed, ik had het hier nu wel gezien en wilde toch niet al te laat naar huis.
Ja ik heb een auto, ik moet naar Maassluis, antwoord ik. Eens even kijken….als ik hiervandaan nou… Kennedylaan, Houtrusthallen, Sportlaan… Ja ik kom langs Kijkduin. Ik zie de route in gedachten voor me.
O wat fijn, mag ik dan met jou meerijden? Zullen we nu dan weggaan?
Ja best hoor.

Een paar minuten later zitten we in mijn auto en trekt zij met een ruk de enorme capuchon tot ver over haar hoofd naar voren, haar gezicht is amper te zien. Huh? Waarom doe je dat nou? vraag ik verbaasd.
Ik heb last van het licht van de tegenliggers, mompelt ze. Dan hoor ik haar fluisteren. Wat zegt ze nou allemaal? Tegen wie praat ze nou eigenlijk, tegen mij? Ik versta je niet, zeg ik.
Nee, nee, ik heb het niet tegen jou, sorry!
Het volgende moment roept ze hard: Ga weg!! laat mij met rust!!
Ik schrik me naar en haal uit met mijn stuur, waardoor ik even heen en weer slinger.
Zeg hallo! roep ik geschrokken uit, wat maak jij me nou?

Dan kijkt ze me vanonder haar capuchon angstig aan en fluistert: Ik heb stemmen in mijn hoofd.
Mijn wenkbrauwen schieten de lucht in. Oh… aha… goh…joh…. wat moet ik daar nou op zeggen?
Ik ben er heel gevoelig voor weet je. Ze zoeken me op, net als vanavond. Dan achtervolgen ze me gewoon. Ze vertellen me wat ik moet doen, soms zijn dat absurde dingen. Zoals soms met een mes, weet je...
Ik schrik. Mes zei je?? Zeg, het gaat verder wel goed met je toch? Je hebt nu toch zeker geen mes in je tas??

Nee, natuurlijk niet! antwoordt ze tot mijn grote opluchting.
Maar omdat ik nooit doe wat ze me vragen, zijn ze begonnen met mij in het écht op te zoeken. Ik woon alleen op kamers. Soms als ik thuis kom, zit hij dan ineens op mijn slaapbankje.
Hij? Wie “Hij”?? -wat een vreemd verhaal
Nou gewoon een mannelijke entiteit.
Een man-ne-lij-ke en-ti-teit.. herhaal ik traag en klink een beetje als een -exusez le mot- randdebiel.
Ja! Je weet toch wel wat een entiteit is?
Ik weet wat een entiteit is, ik kan me alleen niet heugen wanneer zo’n ding voor het laatst bij mij op bezoek was. Ik raak lichtelijk geïrriteerd. Heb ik eigenlijk wel zin in dit gesprek? Gelukkig alleen de Sportlaan nog af en dan zijn we al in Kijkduin.

Plotseling slaakt zij een kreet en krijg ik zo ongeveer een hartverzakking. Wat nu weer?
Nu moet je niet meteen in je achteruitkijkspiegel kijken hoor…..waarschuwt ze.
-En wat doe ik? …..juist!-
Neeeee neee niet doen! ze klinkt angstig.
Maar waarom dan niet? vraag ik inmiddels kribbig.
Hij zit op je achterbank! ze huivert.
Ik huiver ook een moment. Wat? Wie? Hoe bedoel je? Wie zit daar?
Nou hij! De entiteit!

Van schrik duw ik, als een reflex, per ongeluk mijn gaspedaal in. Oeps Bo, waar ben je mee bezig! Of zou hij-op-de-achterbank mij nu aansturen? Nee hè? Hou eens op met die ongein. Ik moet geen spoken op de achterbank.
Kijkduin is in zicht.
Zij huilt zachtjes ineengedoken naast mij. Ik laat haar maar.
We zwijgen deze laatste meters en ik heb het lef niet om nog in mijn achteruitkijkspiegel te kijken.

Kijkduin.
Zet mij er hier maar uit.
Ik doe dat maar al te graag.
Bedankt voor het meerijden, mompelt ze en verdwijnt schichtig en gehaast als een zwarte vlek in de duisternis.

Ik moet nog een stuk rijden voor ik thuis ben.
Alleen. In het donker.
Resoluut open ik alle ramen en begin luidkeels te zingen: Fly away little paraquayo, spread your wings out to the sky….
Mijn god wat zit ik nou ineens achterlijk te doen! En dan dat lied! Hoe kom ik nou ineens zo snel op die suffe George Baker???
Misschien door de vleugels en het wegvliegen.
Fly away….fly awayyyyy…. joel ik keihard door mijn auto, in de hoop dat die vent op mijn achterbank mijn boodschap begrijpt en het raam uit vliegt….