Testcolumn/Leesvoer

Testcolumn/Leesvoer

24 juni 2021 1 Door Bonnie

Driehonderdvijftig, dat was het maximum aantal woorden voor het mogen schrijven van een testcolumn. Eerlijk gezegd tel ik het aantal woorden van mijn blogs nooit. De ene keer valt -ie wat langer uit en de andere keer zijn het wat minder woorden. Ik heb werkelijk geen idee. Maar goed, dat komt zo aan de orde, eerst dit:

In de inbox van mijn email verscheen een reclameboodschap. Het bericht was afkomstig van het Indische magazine Pindah* . Zij promootten daarin hun boekje “De Derde Generatie” als cadeau-ideetje voor moederdag. Ik las het bericht vluchtig door, wilde ‘m eigenlijk al weg klikken, toen mijn oog plots viel op hun oproep in datzelfde bericht:
Wij zijn op zoek naar schrijftalent.

Hee! Mijn aandacht was gewekt. Samengevat stond er dat het redactieteam wil uitbreiden met een aantal freelance medewerkers/vrijwilligers met -zoals zij dat zelf beschreven- letterlijk en figuurlijk “indo-bloed” en die goed kunnen schrijven. Hierin zouden ze dan graag alle generaties vertegenwoordigd zien.

Ik had geen idee wat het schrijven voor hen inhield en hoe frequent. Toch besloot ik een kansje te wagen en meldde mij aan met een kort geschreven motivatie, plus een drietal linkjes naar blogs-met-een-Indisch-tintje die ik ooit schreef. 

Ik ontving al vrij snel bericht dat er een enorm aantal aanmeldingen was binnengekomen bij de redactie. Er moest nu dus een grove selectie gemaakt worden. Er werd gevraagd een keuze te maken over welke onderwerpen je zou kunnen schrijven.

Zo kon je bepaalde decennia tussen 1940 en heden aankruisen, of: in Indonesie; naar Nederland; in Nederland; herinneringen aan opa en oma; herinneringen aan mama en papa; mijn familie; de keuken; de muziek; de krijgsmacht…
Tot slot was er ook nog lege ruimte, waar boven stond: Suggestie ander onderwerp:

Ik wilde mij niet vastpinnen op één onderwerp, ook al was dat wel zo’n beetje de vraag. Hmmm…en nu?
In het lege vakje schreef ik dat dan toch maar en vermeldde erbij dat ik het juist leuk zou vinden om bijvoorbeeld over diverse herinneringen te schrijven in ‘mijn eigen stijl’.

Na deze selectieronde bleven er nog altijd ‘velen’ over, zo werd mij geschreven, en: daar zat ik nog steeds bij! Nu mocht ik meedoen aan een testopdracht:

Schrijf een column van 300 – 350 woorden over uw betrokkenheid en/of herinneringen aan de Nederlands-Indische keuken. Het is goed mogelijk dat u zich daarvoor niet als onderwerp heeft aangemeld, maar toch vragen we het u voor dit moment.

Pffff….uitgerekend de keuken!! Tsja… natuurlijk kan ik daar van alles over schrijven…maar NIET in 350 woorden (en waarschijnlijk niet wat zij daarbij voor ogen hebben) My goodness, dat zou op zich al een boekwerk worden…. whoehaha!

Ik scrolde nog eens door de “Indisch getinte blogs” waarnaar ik hen eerder had verwezen. Kon ik er daarvan niet eentje, die over eten ging, verbouwen tot 350 woorden? Zo gezegd…. niet “zo” gedaan, maar na ombuigen, aanpassen en vooral veel strepen toch het verhaal in tact zien te houden. Tsja… de kracht van het weglaten hè, pff.
Dit is mijn testcolumn uiteindelijk geworden:

Gewoon, toch?
Als kind zag ik mijzelf nooit als ‘anders’, ondanks vragen die ik regelmatig kreeg over mijn huidskleur.
Soms werd gevraagd: Wat eten jullie eigenlijk? Gewoon van alles, antwoordde ik naar waarheid. Wij aten heel gevarieerd, zowel Indische gerechten als Hollandse. Dus jullie lusten ook wel zuurkool of spinazie? Ja natuurlijk! Ik zei er alleen niet bij, dat papa altijd een lepeltje sambal door zijn zuurkool roerde en mama spinazie met knoflook in de wok bereidde.
Dat was gewoon, toch?

Wij aten om 17:00u de meeste vriendinnetjes om 18:00u. Als ik bij hen was rond etenstijd, werd vriendelijk verzocht: Wij gaan eten. Ga jij naar huis? Ik vertrok en vond dat heel gewoon. Toch?
Vaker kwam voor, dat rond vijven nog een vriendinnetje bij ons speelde. Dan zei mama: Wij gaan eten. Wil jij ook een stukje kip? Of frikadel? Pak maar hoor!
Let wel: frikAdel hè, de frikaNdel moest nog uitgevonden worden.

Mijn vriendinnetje vond onze kippenpootjes heerlijk. Mijn moeder braadt ook wel eens kip, maar niet zo lekker als deze. Braadt?? Ze zal wel goreng bedoelen toch, dacht ik en verklaarde: Deze is gewoon met assem-garam.
Mijn vriendinnetje gaapte mij glazig aan en zei: Wij eten soms ook rijst. Met boter en suiker. Mijn beurt om glazig te kijken. Maar meestal prakkie. Nóg glaziger, nooit van gehoord.

Mam, wat is prakkie? vroeg ik een keer, Gaan wij dat ook eens eten? Met een frons tussen haar wenkbrauwen mompelde mama: Doe niet zo gek! Ze zette een bord voor mijn neus. Hier, eet maar veel groenten, dat is gezond. Hmm, lekker gadogado! Mag ik nog een beetje meer van die gebakken sponsjes? (Als kind had ik vroeg tahu leren eten) Over alles heen ging een flinke lepel katjangsaus, die mama altijd zelf maakte evenals de gefrituurde uitjes. Papa schepte bovenop zijn portie een lepeltje sambal. Gewoon, toch? En dan….al! Smullen maar!

PS:
‘Al’ : een alleszeggend, veelomvattend en multi toepasbaar woord in de Indische cultuur. Ach ja, daar zou ik een andere keer eens meer over kunnen schrijven… 😉

Gisteren ontving ik bericht dat de redactie tientallen columns heeft ontvangen, maar dat ze slechts twee plekken voor een gastcolumn in hun magazine hebben. Mijn column is het helaas niet geworden. Wel overwegen ze serieus om de ontvangen columns later dit jaar te bundelen tot een boekje. Daar hoor ik te zijner tijd meer over.

Tot slot schreven ze: Misschien komen we bij u terug met het verzoek af en toe voor de website te schrijven, uw bijdrage was daar zeker goed genoeg voor.
Nou, die steek ik dan toch maar mooi in mijn zak! Ja toch, niet dan? 🙂
Sowieso vond ik het heel leuk om gewoon eens een poging te wagen! (enne…je weet maar nooit waar iets toe kan leiden)

Oh ja, de blogs waarnaar ik verwees zijn:
– 50% anders
– Pasar 2017
– Als maar lekker!